Een bezittelijk voornaamwoord verwijst naar iemand die (of iets dat) een bepaalde relatie heeft met een genoemd object. Die relatie is meestal een bezitsrelatie, maar kan ook zijn uitvoerder van de handeling of bron.
De (persoonlijke) bezittelijke voornaamwoorden hebben een vorm voor de eerste, tweede en derde persoon enkel- en meervoud.
1e naamval | |
mijn | мой |
jouw | твой |
zijn | егó |
haar | её |
zijn | егó |
ons | наш |
jullie/uw | ваш |
hun | их |
Het bezittelijk voornaamwoord richt zich in geslacht, getal en naamval naar het bijhorende zelfstandig naamwoord. Eerder zagen we dat dit ook geldt voor het bijvoeglijk naamwoord. Uitgezonderd hiervan zijn егó, её, егó en их (bez. voornaamwoorden 3e persoon). Deze veranderen niet en hebben dus altijd dezelfde vorm.
In tegenstelling tot het persoonlijk voornaamwoord, krijgen de vormen егó, её, егó en их als bezittelijk voornaamwoord geen н na een (kort) voorzetsel.
Evenals bij de persoonlijke voornaamwoorden он, онá en онó wordt ook de keuze voor егó, её, егó bepaald door het geslacht van het woord waarnaar wordt verwezen.
De verbuigingen van мой en наш.
naamval | mann. | vrw. | onz. | meerv. | mann. | vrw. | onz. | meerv. |
nom. | мой | мoя́ | моё | мои́ | наш | нáша | нáше | нáши |
gen. | моегó | моéй | моегó | мои́х | нáшего | нáшей | нáшего | нáших |
dat. | моемý | моéй | моемý | мои́м | нáшему | нáшей | нáшему | нáшим |
acc. | 1/2 | мою́ | моё | 1/2 | 1/2 | нáшу | нáше | 1/2 |
instr. | мои́м | моéй | мои́м | мои́ми | нáшим | нáшей | нáшим | нáшими |
loc | моём | моéй | моём | мои́х | нáшем | нáшей | нáшем | нáших |
mijn | ons |
OEFENBOEK: verschillende oefeningen bij de hoofdstukken 6, 12 en 14