Een bijvoeglijk naamwoord kan alleen in de vergrotende (of overtreffende) trap worden gebruikt als de eigenschap die het aanduidt gradeerbaar is, zoals bij klein, mooi, bruin, etc. Om deze reden kunnen alleen kwalitatieve bijvoeglijke naamwoorden worden gebruikt bij de trappen van vergelijking. Relationele bijvoeglijke naamwoorden duiden immers geen gradeerbare eigenschappen aan, zoals: Moskous, Nederlands, nachtelijk, houten, etc.
Er zijn twee manieren waarop de vergrotende trap kan worden gevormd, namelijk analytisch en synthetisch. De analytische vergrotende trap zagen we al eerder en wordt gevormd met behulp van de bijwoorden бóлее/мéнее en de lange stellende trap van het bijvoeglijk naamwoord. In de analytische vergrotende trap wordt het bijvoeglijk naamwoord attributief gebruikt en heeft het de functie van bijvoeglijke bepaling.
бóлее/мéнее + lange stellende trap bijvoeglijk naamwoord
Ook de synthetische vergrotende trap zagen we al eerder en wordt gevormd door achter de medeklinker van de stam van het bijvoeglijk naamwoord het achtervoegsel -ee te plaatsen (uitgezonderd -г/-к/-х). In de synthetische vergrotende trap wordt het bijvoeglijk naamwoord predicatief of bijwoordelijk gebruikt en heeft het de functie van naamwoordelijk deel van het gezegde of bijwoord.
stam van het bijvoeglijk naamwoord + -ee
Naast de synthetische vergrotende trap met het achtervoegsel -ee bestaat de vergrotende trap op -e. Vormen op -e komen dus alleen voor als naamwoordelijk deel van het gezegde of als bijwoord.
1. Stammen op -г/-к/-х hebben altijd het achtervoegsel -e. Er is sprake van medeklinkerwisseling:
г → ж | qqqqq | к → ч | ||
дорого́й (duur, dierbaar)
стро́гий (streng)
туго́й (nauw, strak) |
→ доро́же
→ стро́же
→ ту́же
|
ги́бкий (lenig; flexibel) гро́мкий (luid) жа́ркий (heet) |
→ ги́бче → гро́мче → жа́рче |
|
жёсткий (hard)
|
→ жёстче | |||
дк → ж
|
зво́нкий (helder klinkend)
|
→ зво́нче | ||
га́дкий (afschuwelijk)
жи́дкий (vloeibaar; dun)
ре́дкий (zeldzaam)
|
→ га́же → жи́же → ре́же |
кре́пкий (sterk)
лёгкий (licht)
ло́вкий (handig)
|
→ кре́пче → ле́гче → ло́вче |
|
ме́лкий (klein)
|
→ ме́льче | |||
зк → ж
|
мя́гкий (zacht)
|
→ мя́гчe | ||
бли́зкий (dichtbij)
низ́кий (laag)
у́зкий (smal, krap; nauw)
|
→ бли́же → ни́же → у́же |
ре́зкий (scherp)
чёткий (duidelijk, scherp)
я́ркий (fel, helder)
|
→ ре́зче → чётче → я́рче |
qqqqqqqqqqqqqqqqqqqq | qqqqq | |||
т → ч | qqq | х → ш | ||
бога́тый (rijk) круто́й (steil) |
→ бога́че
→ кру́че |
глухо́й (doof) сухо́й (droog, dor) ти́хий (stil, zacht) |
→ глу́ше → су́ше → ти́ше |
|
тк → ч | q | |||
коро́ткий (kort) | → коро́че | ст → щ | ||
просто́й (simpel, eenvoudig) | → про́ще | |||
к → ш | то́лстый (dik) | → то́лще | ||
го́рький (bitter) | → го́рше | густо́й (dik; dicht) | → гу́ще | |
далёкий (ver) то́нкий (dun; fijn) |
→ да́льше → то́ньше |
ча́стый (vaak) чи́стый (schoon, zuiver) |
→ ча́ще → чи́ще |
! Een aantal woorden met een stam op -д/-т of -ст heeft een regelmatige vergrotende trap:
худо́й (mager)
|
→ худе́е
|
жёлтый (geel)
|
→ желте́е
|
пусто́й (leeg) | → пусте́е |
2. Bijzondere gevallen:
высо́кий (hoog) глубо́кий (diep) широ́кий (breed, wijd) |
→ вы́ше
→ глу́бже
→ ши́ре
|
большо́й (groot) ма́ленький (klein)qqqqq мно́го (veel) ма́ло (weinig) |
→ бо́льше → ме́ньше → бо́льше → ме́ньшеqqqqqq |
до́лгий (lang v. tijd) мла́дший (jonger, kleiner) ста́рший (ouder) ра́нний (vroeg) |
→ до́льше → мла́дше → ста́рше → ра́ньше |
! De vergrotende trap van ста́рый (oud) is старéе.
плохо́й (slecht)
хоро́ший (goed)qqqqq
|
→ ху́же → лу́чше |
дешёвый (goedkoop)qqqqq молодо́й (jong) пло́ский (plat, vlak) по́здний (laat) сла́дкий (zoet) |
→ деше́вле → моло́же → пло́ще → по́зже → сла́ще/сла́же |
1. In de regel ligt het accent op het achtervoegsel:
у́мный (slim) ва́жный (belangrijk)qqqq но́вый (nieuw) |
→ умне́е → важне́е → нове́е |
2. De meeste meerlettergrepige bijvoeglijke naamwoorden met stamaccent houden dit ook in de vergrotende trap:
краси́вый (mooi, fraai)qqq счастли́вый (gelukkig) |
→ краси́вее → счастли́вее |
3. Een aantal meerlettergrepige bijvoeglijke naamwoorden heeft het accent toch op het achtervoegsel:
весёлый (vrolijk) голо́дный (hongerig)qqqq горя́чий (heet) здоро́вый (gezond) зелёный (groen) тяжёлый (zwaar) холо́дный (koud) |
→ веселе́е → голодне́е → горяче́е → здорове́е → зелене́е → тяжеле́е → холодне́е |
4. Bij bijvoeglijke naamwoorden met medeklinkerwisseling:
жа́ркий (heet) зво́нкий (helder klinkend) то́лстый (dik) |
→ жа́рче → зво́нче → то́лще |
густо́й (dik; dicht) дорого́й (duur, dierbaar) сухо́й (droog, dor) |
→ гу́ще → доро́же → су́ше |
OEFENBOEK: hoofdstuk 19, oefening 3