Wanneer een spreker een ontkennend voornaamwoord gebruikt dan ontkent deze het bestaan van een persoon, object, gebeuren of eigenschap. In dit blogbericht gaat het over twee van de ontkennende voornaamwoorden die met het voorvoegsel ни- beginnen, de zelfstandige voornaamwoorden никтó (niemand) en ничтó (niets).
Opvallend bij het gebruik van deze voornaamwoorden is dat er een dubbele ontkenning optreedt: in een zin met een ontkennend voornaamwoord wordt het gezegde altijd ontkend. Bijvoorbeeld:
Letterlijk vertaald betekent deze zin in het Nederlands precies het tegenovergestelde van de Russische: Niemand weet niet hoe het morgen zal zijn.
никтó en ничтó worden verbogen als de vragende voornaamwoorden ктo en чтo:
naamval | niemand | niets |
nominatief | никтó | ничтó |
genitief | никогó | ничегó |
datief | никомý | ничемý |
accusatief | никогó | ничтó |
instrumentalis | никéм | ничéм |
locatief | ни … кóм | ни … чём |
Een voorzetsel staat tussen ни en кто, ни en что.
Ter illustratie twee voorbeeldzinnen met zowel een dubbele ontkenning als een voorzetsel:
OEFENBOEK: hoofdstuk 11, oefening 2