In de tegenwoordige tijd vindt men meestal geen vorm van het werkwoord быть (zijn, bestaan). Wel kan het woord есть (is, zijn) worden gebruikt, voor zowel het enkelvoud als het meervoud. In de verleden tijd volgen dan de vormen был, былá, бы́ло en бы́ли en in de toekomende tijd бýдет en бýдут.
Есть wordt gebruikt:
in zinnen waarin gesteld wordt dat iets of iemand bestaat of in het bezit is van iemand:
in zinnen waarin gevraagd wordt naar het bestaan of de aanwezigheid van iets of iemand:
bij het opnoemen of opsommen van (alle) aanwezige elementen binnen een bepaalde omgeving, situatie, gebeurtenis, persoon, etc.:
bij het noemen van bepaalde individuele eigenschappen van mensen, zoals gevoelens met positieve waarde, talenten, meningen, etc.:
NB Eigen mening, trots, talent of schoonheid gaat niet altijd samen met jeugdige leeftijd. Dankzij deze eigenschappen onderscheiden sommige mensen zich van anderen. Dit wordt benadrukt door есть.
! Verschillende (karakter)eigenschappen met negatieve waarde worden nooit in zinnen met есть gebruikt. Niet/wel mogelijk is:
Есть wordt niet gebruikt:
in zinnen waar de kwaliteit of de kwantiteit van objecten, zaken en gebeurtenissen centraal staan:
in zinnen waar een verdere beschrijving van al genoemde objecten en zaken of een verduidelijking van al dan niet bekende situaties gegeven wordt:
als het gaat om eigenschappen en kenmerken die altijd aanwezig zijn, zoals uiterlijk, karakter, gemoedsgesteldheid of gezondheidstoestanden van mensen of weersomstandigheden:
Zoals gezegd kan voor het uitdrukken van het werkwoord быть in de tegenwoordige tijd de vorm eсть (ev./mv.) worden gebruikt. In de verleden tijd volgen dan de vormen был, былá, бы́ло (ev.) en бы́ли (mv.) en in de toekomende tijd бýдет (ev.) en бýдут (mv.).
In zinnen met een ontkenning wordt in de tegenwoordige tijd het gezegde uitgedrukt door нет. In de verleden tijd hanteert men нé было en in de toekomende tijd не бýдет. Zinnen met нет, нé было en не бýдет zijn zogeheten onpersoonlijke zinnen. In deze zinnen staat het werkwoord in het onzijdig enkelvoud, het zelfstandig naamwoord staat altijd in de 2e naamval.
t.t. | У меня́ есть сестрá. Ik heb een zus. |
У меня́ нет сестры́. Ik heb geen zus. |
v.t. | У меня́ былá маши́на. Ik had een auto. |
У меня́ нé было маши́ны. Ik had geen auto. |
t.k.t | У меня́ сегóдня бýдут гóсти. Ik krijg vandaag gasten. |
У меня́ сегóдня не бýдeт гостéй. Ik krijg vandaag geen gasten. |
t.t. | В Ýтрехте есть ресторáны. Er zijn restaurants in Utrecht. |
В Ýтрехте нет ресторáнов. Er zijn geen restaurants in Utrecht. |
v.t. | В Ýтрехте был теáтр. Er was een theater in Utrecht. |
В Ýтрехте нé было теáтра. Er was geen theater in Utrecht. |
t.k.t. | Здесь бýдет останóвка автóбуса. Hier komt een bushalte. |
Здесь не бýдет останóвки автóбуса. Hier komt geen bushalte. |
Samengevat in een schema krijgen we voor есть-zinnen:
hebben/bezitten, zijn/bestaan | plaatsbepaling | gezegde | |
t.t. | где/у когó | есть | zsnw. in 1e naamval |
v.t. | ” | был/былá/бы́ло/бы́ли | ” |
t.k.t | ” | бýдет/бýдут | ” |
Voor zinnen met ontkenning:
niet hebben/bezitten, niet zijn/bestaan | plaatsbepaling | gezegde | |
t.t. | где/у когó | нет | zsnw. in 2e naamval |
v.t. | ” | нé было | ” |
t.k.t | ” | не бýдет | ” |
OEFENBOEK: hoofdstuk 16, oefening 1 en 2